"OLD DAYS AND OLD WAYS"
Published by A.H. Barrowman. Robe. South Australia
Geschreven door Alexander Hutchison Barrowman 1971
Een oud kanon op een vlaggenstok heuveltje.
Geheimzinnigheid omringd de afkomst van dit oude kanon vertegenwoordigd met het verlaten Douane Huis en het Buttler's Meer op de achtergrond. (een foto van het kanon enz. staat boven het verhaal). Het staat binnen enige voeten afstand van Robe's Flinders monument en waar het meet instrument gezet was door Gouverneur Robe toen hij de stad voor het eerst oriënteerde . Het was op dit vlaggenstok heuveltje, waar ook twee kanonnen van het vergane schip "Phaeton" stonden voor de genoemde voorvallen ergens anders in dit boek.
Ongeveer 25 jaar geleden, het kanon op de foto hierboven, werd welwillend gepresenteerd aan de gemeente Robe door Mijnheer Charles Deland, uit Adelaide, die vertelde dat het afkomstig was van het wrak van Koning Willem, en gevonden was, geklemd tussen de rotsen, beneden het huis waar Mevrouw Fox woonde. Al hoewel de Koning Willem was vergaan bij het zanderige strand vier mijlen ten Oosten van dit punt.
Mevrouw Annie Fox, die in 1913 stierf, is goed herinnerd als een buurvrouw, daar zij woonde op een gedeelte van blok 13, waar dit boek geschreven wordt. Het huis waar zij woonde stond vlak bij de top van de rotsen en stond bekend als Mc-Donald's, naar de naam van het vlak bij gelegen strand. Het was een van Robe's eerste huizen, en had nog het originele palen dak, en stenen vloer enz, totdat het gesloopt werd vier of vijfjaar na Mevrouw Fox's overlijden, en gebruikt werd als weg bedekking.
Een schip genaamd "Duilius" verging op de rotsen benedenn het huis in 1853. Het was geladen met wol voor overzee maar verliet Guichen Baai nooit. De rots waar het op strande ligt ongeveer 100 yards van de kust, en totdat de naam bijna was vergeten, stond het bekend als de "Duilius Rots".
WRECK OF KONING WILLEM de TWEEDE
The Koning Willem at anchor lay
Within the shelter of Guichen Bay.
Captain Giezen, with troubled eye,
Carefully scanned the sullen sky,
And said, "I fear the sea will rise,
Our ship should be safe where she lies,
But, I'd much prefer to be at sea,
Instead of sheltering in the lee
Of a headland. Should the wind come `round,
We could find ourselves driven aground
On that eastern shore, where breakers line
The sandbars and shallows rough or fine,
But, why meet ere it's here?
Maybe this storm is naught to fear,
Despite the clouds and rising gale,
In any case, we cannot sail,
So, here we are, and can but stay,
God grant with dawn a better day!
The captain's fears were not without Good reason; for, disquiet and doubt,
Were also shared by all his crew,
Who read the signs all sailors knew;
And, as the evening sun sank low,
The gale increased and began to blow
At cyclonic force. It swept the bay
With shrieking power at close of day
The ship’s crew waited fearfully,
Could a vessel last in such a sea?
Could anchors hold in such a gale?
God help them should the anchors fail!
A mile distant, upon the shore,
Men could but watch and do no more
Than gaze across the raging sea;
For, soon, they knew, the end must be,
So fiercely fought the straining ship;
So stout her hawse and fast the grip
Of anchors on the ocean bed,
The windlass sheered, and hope was dead.
But a useless task to raise a sail;
No ship could beat against such gale!
Men, waiting on the beach, could see
The ship, now drifting rapidly
Towards the land to meet her end;
And, helpless, she must split and rend
Her hull upon the waiting shore;
And she would sail the seas no more!
Mid raging surf and racing tide,
The vessel struck, then, on her side,
She drove to near the wave swept beach
Where men joined hands to wade and reach;
And, if they may, save from the wreck,
The sailors swept from sloping deck
Into the cruel, relentless sea,
Which, for some, was a path to Eternity.
Midst drifting wreckage near the land,
The chain of helpers, hand to hand,
Pulled drowning sailors to the shore,
Though, bodies drifted off still more,
As night set in; with squalls; pitch dark,
To add to terrors on the barque,
On which the captain had to stay
Alone with stricken ship that lay
Midst breakers of the crashing seas,
Men could hear his calls and frantic pleas,
What use to pray, or, to implore?
So near, yet far, the hidden shore!
No boat could dare such wind and wave;
And yet, chance let the captain save
Himself by drifting to the beach
On wreckage with which he could reach
The safety of the welcome land,
Where people were, and help at hand.
When dawn broke on the scene next day,
Upon the beach, the dead men lay,
Where strewn wreckage lined the shore,
The wind had lessened, and, once more,
The sun broke through the scattered clouds,
The dead missed not their funeral shrouds,
When above the beach, on sheltered land,
Men dug huge graves in deep white sand,
As comrades stood for a service read
For ship-mates lost; and, they left their dead
To sleep within sound of the tumbling waves,
Far from their homeland in sailor's graves.
Uittreksel pagina's 90 & 91
In Juli, 1857, het 800-ton Nederlandse schip Koning Willem De Tweede, leed schipbreuk in Guichen Bay nadat ze 400 Chinese delvers had afgezet die naar de goud velden van Victoria gingen. Zij was het derde schip dat gedurende een periode van zes maanden in Guichen Bay schipbreuk leed. Ze lag met ballast verankerd en was helemaal bloot gesteld aan de elementen van het weer toen een geweldige noord-westerlijke storm opstak, en, met alleen maar 60 vadems ketting aan haar hoofd anker, was ze er niet voor uitgerust om zo'n storm in een open reden uit te zitten. Zo groot was de spanning dat de ketting tenslotte dwars door de windas van het schip sneed en het werd toen overgelaten aan de genade van de wind en de zee. Zij liep vast vlak bij de kust ongeveer vier mijlen ten oosten van Robe op de Long Beach. Gelijk nadat ze vastliep liet de bemanning een reddingsboot neer en 27 mannen klauterden aan boord.
Het werd weggesleurd en sloeg om, waarna de bemanning hopeloos worstelde tegen de hoge branding terwijl de Kapitein alleen op het schip achterbleef. In die tijd was er geen reddingsboot beschikbaar in de haven van Robe; maar al waren ze er geweest, het zou niet mogelijk geweest zijn om help te bieden.
Voordat het schip vastliep, had zich een groot aantal mensen op het strand verzameld om waar mogelijk enige hulp te bieden. Tussen hun was een afdeling van het 12e Regiment onder Luitenant Saunders, Politie Agent Ewens, een groep georganiseerd door Henry Melville de Haven-Meester, en vele andere helpers, die een aanzienlijk risico name vanwege het drijvende wrakhout dat dikwijls de menselijke ketting dreigde te verbreken. Voordat Kapitein Giezen om 10 uur s' avonds ontsnapte, was het wrak zo dicht bij het strand gedreven, dat de helpers duidelijk zijn hulp kreten hoorden, welke zij niet in staat waren om te geven.. Met inbegrip van twee Nederlandse Ketelbinkies, 15 levens gingen verloren De overgeblevenen werden mee naar "The Newton Arms Inn" (Hotel) genomen, een publieke geldverzameling werd gehouden om hen te helpen en om de begraveni kosten te betalen voor de verdronkenen.
Ongeveer 55 jaar geleden, Thomas Langberg, was een omheining aan het herstellen aan de zuidelijke grens van gedeelte 199 waar het naar de Long Beach toeliep, toen hij een groot aantal geraamtes vond die waren bloot gelegd door het drift zand. De schrijver, die toen een schooljongen was, was een van vijf of zes mensen die de geraamtes lagen voordat ze de volgende dag begraven werden door Politie Agent Smart. De geraamtes lagen in verscheidene kleine, aparte groepen, een grimmige herinnering van een bijna vergeten zee drama