De allereerste berichten van de ramp.

De Staat Zuid Australie bestond nog maar amper 20 jaar in 1857, niet temin hadden de inwoners van de hoofdstad Adelaide, al verschillende kranten tot hun beschiking in die jaren. Deze kranten bezorgden hun het nieuws zowel van het binnenland als van overzee .

De “Adelaide Times” was de eerste krant die detailles over de verbrijzeling van de Koning Willem II melde in hun uitgave van Dinsdag, 7 Juli 1857. Dit werd gevolgd door een uitgebreidt artikel op de volgende dag.

Een andere krant, de “Register” drukte een lang artikel over de stranding van de hand van hun redacteur op Woensdag, 8 Juli 1857. In dezelfde krant van die dag staat verder nog een uitgebreid artikel met veel details van een correspondent in Robe, gedateerd 2 Juli.

Nieuws van deze tragedie vond ook zijn weg naar Nederland. In het “Dagblad van Zuid Holland en ‘s Gravenhage” van 24 September, 1857 stond het volledige artikel van de correspondent in Robe, gedateerd 2 Juli, van het blad de “Register”.

Verschillende andere artikelen over de ramp verschenen in de kranten in de weken na het gebeuren. Terwijl wij deze artikelen lezen, kunnen wij niet helpen dat ze ons het gevoel geven, dat enkelen hiervan tot een zekere mate zijn overdreven en bijna grenzen aan sensationalisme.

Al deze nieuws berichten zijn precies gekopieerd van de originele kranten die bewaard worden in de archieven van de ‘Flinders” Universiteit bibliotheek in Bedford Park, Zuid Australie. De vertalingen hiervan volgen hierna.

De verhalen.

Wrecks on the South Coast of South Australia Schipbreuken op de Zuid Kust van Zuid Australie Door Jack Loney, 4e Editie, Maart 1975 Drukker: Ken Jenkin, Geelong, Victoria

Uittreksel van 1857

Nog weer een andere zee ramp gebeurde toen de Nederlandse Bark "Koning Willem II" schipbreuk leed in Guichen Bay met zwaar verlies van mensen levens.

Een schip van 800 ton onder het bevel van Kapitein H.R. Giezen, arriveerde van Hong Kong met meer Chinese immigranten. Zij waren net afgezet toen een storm opsprong, die het schip naar de kust dreef desondanks ze verankerd lag.

Kapitein H.R. Giezen besloot dat hij alle zeilen hijsen moest om haar op de kust te stranden om verlies van levens te voorkomen, ten einde liep ze vast drie mijlen (4.5km) naar het Oosten toe. Een boot werd te water gelaten waar de hele bemanning inzat met uitzondering van de Kapitein, maar deze sloeg om in de branding en slechts negen van de vijf en twintig bereikte levend de kust.

Pogingen om de Kapitein aan land te brengen waren bijna afgelast, toen de wind veranderde en hij in staat was om een vat met een lijn eraan naar het strand te laten drijven, en hij werd vlug, veilig aan land gesleept.

Koning Willem II liet vele relikwieën achter. De meesten zijn in prive verzamelingen, maar onder datgene wat vandaag aan de dag nog te zien is, zijn een kanon op Flagstaff Hill en kajuit deuren in het nu gesloten Caledonian Hotel. (Dit was in 1975, het Hotel is nu al weer vele jaren heropend. Danny)

Vervolg verhalen reeks

Op de voorpagina van dit boekje staat het kanon van de Koning Willem 11 afgebeeld.

Uit het boekje : "Wrecks at Robe" door Jack Loney

Een Marine History Publication Uitgegeven door: Ken Jenkin Printer, 51 Mercer Street,Geelong, Victoria, 3220,1979

Zestien levens gingen verloren toen op 30 Juni 1857 de Nederland­se bark KONING WILLEM II uit Hong Kong verloren ging in Guichen Bay, nadat haar Chinese passagiers allen veilig ontscheept waren.

Hoewel het schip al verscheidene dagen klaar was om te vertrekken werd ze daarin verhinderd door slecht weer. Op de morgen van de dag dat ze verging was de harde wind toegenomen tot een storm uit het Zuidwesten.

Ofschoon alle top raas en tuigage waren neergehaald, dreef het schip van haar ankerplaats af tot, omstreeks het midden van de dag, toen de kracht van de storm de windas van het schip trok, en de kapitein gedwongen was zeilen te hijsen om te trachten haar op het strand te zetten.

Tenslotte liep ze aan de grond op het strand ten Oosten van Robe en werd bijna onmiddellijk een totaal wrak omdat enorme golven over haar braken en allen aan boord kwamen in levensgevaar. Nieuws van de schipbreuk verspreidde zich snel en alle mannen in dienst van de heren Omerod haastten zich naar de plaats van de ramp, waar soldaten en politie zich bij hen voegden.

Spoedig, nadat de bark vastliep, werd een boot uitgezet, waarin de stuurman en de bemanning plaats hadden genomen, met uitzonde­ring van de kapitein. Deze bleef achter op het wrak omdat de vanglijn van de reddingboot brak. De boot had nog maar een korte afstand afgelegd, toen ze oploefde, snel vol water liep, en de inzittenden in de branding deed belanden. Van de 25 die het schip verlieten werden negen, waaronder de stuurman, meer dood dan levend op het strand getrokken.

De mensen op het strand concentreerden zich nu op het redden van de kapitein die zich vasthield op het achtersteven. Hij wees geagiteerd naar de boten die op het strand lagen, maar die waren beschadigd en niet te gebruiken. Zelfs als ze zeewaardig waren geweest, was het onmogelijk om een reddingspoging te doen in de heersende omstandigheden.

Na zonsondergang gingen de meeste toeschouwers naar huis; enkelen bleven op het strand in geval het schip uit elkaar zou slaan gedurende de nacht. John Omerod beloofde 50 pond sterling aan enige bootbemanning, indien zij erin zouden slagen de kapitein te redden, en een inboorling van Encounter Bay bood aan om erheen te zwemmen voor een kleine beloning.

Terwijl deze plannen werden besproken, draaide de wind enigszins en dat maakte het mogelijk voor de kapitein om een ton met een lijn eraan bevestigd, naar het strand te laten drijven. Daarna konden de mannen op het strand hem veilig door de branding trekken.

Gedurende de volgende dagen spoelden wrakhout en lijken aan. De stoffelijke overschotten waren zo in staat van ontbinding dat men het beter achtte ze terplekke te begraven. Ofschoon de politie de wacht hield op het strand, werd er toch veel gestolen van de vracht en tuigage door plunderaars, die zelfs kisten openbraken, die toebehoorden aan de verongelukte zeelieden, die aanspoelden.

Op 11 Juli werd, wat over was van de KONING WILLEM II, gekocht door J. Chambers uit Robe voor 225 pond sterling. Hij demonteerde het meeste maar liet twee kanonnen liggen tussen de rotsen. Die werden later geborgen en geplaatst op Flagstaff Hill in Royal Circus. Vandalen vernielden één van de kanonnen, de andere werd vervoerd naar een privé huis, waar het vele jaren bleef alvorens teruggebracht te worden naar Flagstaff Hill.

De KONING WILLEM II was een vaartuig van 800 ton onder bevel van Kapitein H.R. Giezen.

Vervolg verhalen reeks.


Shipwrecks in South Australia (1836 - 1875) By Ronald Parsons 1981

Schipbreuken in Zuid Australie (1836 - 1875) Door Ronald Parsons 1981

Uittreksel.

Volgens een oud zeemans gezegde komt verdriet altijd in drieën, en dit was zeker het geval met schepen van het verre Oosten met bestemming Guichen Bay in 1857. Het slecht onderhouden, oftewel armoedig-bevonden Nederlandse Bark, "Koenig Wilhelm II", Kapitein Giezen, arriveerde in Guichen Bay, Juni 15, 1857 aan het einde van een moeizame reis gedurende welke vele Chinezen passagiers gevraagd werd om dag in, dag uit met pompen te helpen, om te proberen de lekken het hoofd te bieden, die tussen de 12 inches (30cm) en 14 inches (35cm) water per uur in het ruim toeliet. Gelukkig waren al de 397 passagiers veilig afgezet voordat het onheil toesloeg. Het weer werd slecht en toen het nog erger dreigde te worden dacht de Kapitein dat zijn schip niet gaaf genoeg was om de zee op te gaan - en veilig te zijn.


Het weer werd een zware storm dat het hoogtepunt scheen te bereiken op Juni 30, en toen de windas van het onder voordek werd gerukt voelde de Kapitein dat het enigste wat hem nog overbleef was te proberen het schip op de kust te laten lopen en hij gaf het bevel om alle zeilen te hijsen. Zij strandde op de "Long Beach", ongeveer 3 mijlen (4.5km) ten zuiden van Robe, en werd bijne tegelijkertijd een totaal wrak. De bemanning zette een boot uit en maakten voorbereidingen om het wrak te verlaten. Terwijl ze snel in de reddingsboot klommen scheen het weer nog slechter te worden en toen de Kapitein, de laatste man aan boord, net in de boot wilde springen, brak de lijn en strandde hem op het wrak. Zij die in de boot zaten waren niet veel beter af - zij hadden geen riemen. Binnen enkele ogenblikken was de boot volgelopen, sloeg om, en al de 25 inzittenden werden in de kokende branding geworpen.


Negen werden er gered door enkele plaatselijke inwoners die een menselijke ketting vormde tot in de golven, de andere zestien, waaronder twee jonge ketelbinkies, werden weggesleurd en verdronken. Ondertussen keerde de belangstelling terug naar de Kapitein die onafgebroken heen en weer bleef lopen op het kleine stukje achtersteven dat hem nog overgebleven was, en dat zo dicht bij land gekomen was, dat elk gebaar dat hij maakte gezien werd en af en toe zijn stem, wanhopig om hulp roepende, gehoord kon worden.


Eenmaal wees hij naar de boten die verder op het strand lagen, smekende dat iemand hem kwam helpen, schijnbaar kon hij niet zien dat ze allemaal beschadigd waren.Tegen de avond was er nog niets volbracht, alhoewel Mijnheer Ormerod, in feite de stichter van Robe, een behoorlijke beloning had aangeboden aan degene die trachtte de Kapitein te redden.. Toen, terwijl verschillende plannen in overweging waren, werd er een boodschap in Robe ontvangen dat de Kapitein in veiligheid was. Een kleine verandering van de wind liet toe dat hij een ton met een lijn eraan naar de kust kon laten drijven. Toen men die vast had was het mogelijk hem veilig door de branding te trekken. Verschillende lichamen zijn later aangespoeld op het strand gevonden. Zij waren erg verminkt en moesten begraven worden waar ze gevonden waren, maar velen zijn nooit meer gevonden.


Het enigste dat men weet van dit schip is dat ze een Bark van ongeveer 800 Ton was.

"OLD DAYS AND OLD WAYS"

Published by A.H. Barrowman. Robe. South Australia
Geschreven door Alexander Hutchison Barrowman 1971

Een oud kanon op een vlaggenstok heuveltje.

Geheimzinnigheid omringd de afkomst van dit oude kanon vertegenwoordigd met het verlaten Douane Huis en het Buttler's Meer op de achtergrond. (een foto van het kanon enz. staat boven het verhaal). Het staat binnen enige voeten afstand van Robe's Flinders monument en waar het meet instrument gezet was door Gouverneur Robe toen hij de stad voor het eerst oriënteerde . Het was op dit vlaggenstok heuveltje, waar ook twee kanonnen van het vergane schip "Phaeton" stonden voor de genoemde voorvallen ergens anders in dit boek.

Ongeveer 25 jaar geleden, het kanon op de foto hierboven, werd welwillend gepresenteerd aan de gemeente Robe door Mijnheer Charles Deland, uit Adelaide, die vertelde dat het afkomstig was van het wrak van Koning Willem, en gevonden was, geklemd tussen de rotsen, beneden het huis waar Mevrouw Fox woonde. Al hoewel de Koning Willem was vergaan bij het zanderige strand vier mijlen ten Oosten van dit punt.

Mevrouw Annie Fox, die in 1913 stierf, is goed herinnerd als een buurvrouw, daar zij woonde op een gedeelte van blok 13, waar dit boek geschreven wordt. Het huis waar zij woonde stond vlak bij de top van de rotsen en stond bekend als Mc-Donald's, naar de naam van het vlak bij gelegen strand. Het was een van Robe's eerste huizen, en had nog het originele palen dak, en stenen vloer enz, totdat het gesloopt werd vier of vijfjaar na Mevrouw Fox's overlijden, en gebruikt werd als weg bedekking.

Een schip genaamd "Duilius" verging op de rotsen benedenn het huis in 1853. Het was geladen met wol voor overzee maar verliet Guichen Baai nooit. De rots waar het op strande ligt ongeveer 100 yards van de kust, en totdat de naam bijna was vergeten, stond het bekend als de "Duilius Rots".


WRECK OF KONING WILLEM de TWEEDE

The Koning Willem at anchor lay
Within the shelter of Guichen Bay.
Captain Giezen, with troubled eye,
Carefully scanned the sullen sky,
And said, "I fear the sea will rise,
Our ship should be safe where she lies,
But, I'd much prefer to be at sea,
Instead of sheltering in the lee
Of a headland. Should the wind come `round,
We could find ourselves driven aground
On that eastern shore, where breakers line
The sandbars and shallows rough or fine,
But, why meet ere it's here?
Maybe this storm is naught to fear,
Despite the clouds and rising gale,
In any case, we cannot sail,
So, here we are, and can but stay,
God grant with dawn a better day!

The captain's fears were not without Good reason; for, disquiet and doubt,

Were also shared by all his crew,

Who read the signs all sailors knew;

And, as the evening sun sank low,

The gale increased and began to blow

At cyclonic force. It swept the bay

With shrieking power at close of day

The ship’s crew waited fearfully,

Could a vessel last in such a sea?

Could anchors hold in such a gale?

God help them should the anchors fail!

A mile distant, upon the shore,
Men could but watch and do no more
Than gaze across the raging sea;
For, soon, they knew, the end must be,
So fiercely fought the straining ship;
So stout her hawse and fast the grip
Of anchors on the ocean bed,
The windlass sheered, and hope was dead.


But a useless task to raise a sail;
No ship could beat against such gale!
Men, waiting on the beach, could see
The ship, now drifting rapidly
Towards the land to meet her end;
And, helpless, she must split and rend
Her hull upon the waiting shore;
And she would sail the seas no more!


Mid raging surf and racing tide,
The vessel struck, then, on her side,
She drove to near the wave swept beach
Where men joined hands to wade and reach;
And, if they may, save from the wreck,
The sailors swept from sloping deck
Into the cruel, relentless sea,
Which, for some, was a path to Eternity.


Midst drifting wreckage near the land,
The chain of helpers, hand to hand,
Pulled drowning sailors to the shore,
Though, bodies drifted off still more,
As night set in; with squalls; pitch dark,
To add to terrors on the barque,
On which the captain had to stay
Alone with stricken ship that lay
Midst breakers of the crashing seas,
Men could hear his calls and frantic pleas,
What use to pray, or, to implore?
So near, yet far, the hidden shore!
No boat could dare such wind and wave;
And yet, chance let the captain save
Himself by drifting to the beach
On wreckage with which he could reach
The safety of the welcome land,
Where people were, and help at hand.

When dawn broke on the scene next day,
Upon the beach, the dead men lay,
Where strewn wreckage lined the shore,
The wind had lessened, and, once more,

The sun broke through the scattered clouds,

The dead missed not their funeral shrouds,

When above the beach, on sheltered land,

Men dug huge graves in deep white sand,

As comrades stood for a service read
For ship-mates lost; and, they left their dead
To sleep within sound of the tumbling waves,

Far from their homeland in sailor's graves.

Uittreksel pagina's 90 & 91

In Juli, 1857, het 800-ton Nederlandse schip Koning Willem De Tweede, leed schipbreuk in Guichen Bay nadat ze 400 Chinese delvers had afgezet die naar de goud velden van Victoria gingen. Zij was het derde schip dat gedurende een periode van zes maanden in Guichen Bay schipbreuk leed. Ze lag met ballast verankerd en was helemaal bloot gesteld aan de elementen van het weer toen een geweldige noord-westerlijke storm opstak, en, met alleen maar 60 vadems ketting aan haar hoofd anker, was ze er niet voor uitgerust om zo'n storm in een open reden uit te zitten. Zo groot was de spanning dat de ketting tenslotte dwars door de windas van het schip sneed en het werd toen overgelaten aan de genade van de wind en de zee. Zij liep vast vlak bij de kust ongeveer vier mijlen ten oosten van Robe op de Long Beach. Gelijk nadat ze vastliep liet de bemanning een reddingsboot neer en 27 mannen klauterden aan boord.

Het werd weggesleurd en sloeg om, waarna de bemanning hopeloos worstelde tegen de hoge branding terwijl de Kapitein alleen op het schip achterbleef. In die tijd was er geen reddingsboot beschikbaar in de haven van Robe; maar al waren ze er geweest, het zou niet mogelijk geweest zijn om help te bieden.

Voordat het schip vastliep, had zich een groot aantal mensen op het strand verzameld om waar mogelijk enige hulp te bieden. Tussen hun was een afdeling van het 12e Regiment onder Luitenant Saunders, Politie Agent Ewens, een groep georganiseerd door Henry Melville de Haven-Meester, en vele andere helpers, die een aanzienlijk risico name vanwege het drijvende wrakhout dat dikwijls de menselijke ketting dreigde te verbreken. Voordat Kapitein Giezen om 10 uur s' avonds ontsnapte, was het wrak zo dicht bij het strand gedreven, dat de helpers duidelijk zijn hulp kreten hoorden, welke zij niet in staat waren om te geven.. Met inbegrip van twee Nederlandse Ketelbinkies, 15 levens gingen verloren De overgeblevenen werden mee naar "The Newton Arms Inn" (Hotel) genomen, een publieke geldverzameling werd gehouden om hen te helpen en om de begraveni kosten te betalen voor de verdronkenen.

Ongeveer 55 jaar geleden, Thomas Langberg, was een omheining aan het herstellen aan de zuidelijke grens van gedeelte 199 waar het naar de Long Beach toeliep, toen hij een groot aantal geraamtes vond die waren bloot gelegd door het drift zand. De schrijver, die toen een schooljongen was, was een van vijf of zes mensen die de geraamtes lagen voordat ze de volgende dag begraven werden door Politie Agent Smart. De geraamtes lagen in verscheidene kleine, aparte groepen, een grimmige herinnering van een bijna vergeten zee drama

Vervolg verhalen reeks

Boek: Gateway to the South East.

A story of Robetown and the Guichen Bay District Door Kathleen Bermingham, 26 Augusstus, 1961

Kathleen Bermingham was een geschied schrijfster die veel over het Zuid Oosten van de staat Zuid Australie geschreven heeft. Haar boeken "Gateway to the South East" (Ingang tot het Zuid Oosten), uitgegeven in 1961, en "Eleven Tales of Robe" (Elf verhalen over Robe), uitgegeven in 1968 vertellen ons uitgebreid over de historie van het stadje Robe en omgeving.

Verschillende bladzijden in haar boeken zijn ook gewijd aan de schipbreuk van de "Koning Willem II". Ik heb de namen precies weergegeven zoals ze in haar boeken staan, en daaraan kun je zien, dat ook zij problemen had met de juiste detailles. Al dit hopen we recht te zetten als ons verhaal klaar is. Toen haar boek in 1961 werd uitgegevn, woonde ze in het huis "Grey Masts" (Grijze Masten) in Robe.

Uittreksel van bladzijden 110 en 111

De acht honderd ton "Konig Willem II" leed schipbreuk in Juni, 1857, onder het bevel van Kapitein Grezer, als gevolg van het plaatselijke opkomen van een Zuid Wester storm, nadat ze 397 Chinese passagiers had afgezet, en terwijl ze voor anker lag met slechts een ketting van zestig vadems. De Kapitein, een goed en kranig zeeman, gaf het bevel om de zeilen te hijsen toen de ketting haar windas barste en zij haar kabel verloor. Een reddingsboot werd te water gelaten en de bemanning van 24 koppen klauterde er in; maar, juist toen de Kapitein zijn plaats wilde innemen, brak de lijn. De reddingsboot liep vol; de zeelieden konden niet zwemmen. Een ketting van handen werd gevormd vanaf het strand van Long Beach en 9 zeelieden werden gered. De Kapitein was nog steeds op het schip, maar toen getij laag was, kwam hij aan wal.

Op 7 Juli, volgens informatie, die vriendelijk verstrekt is door Mijnheer Charles C. Deland, van de Geschiedkunde afdeling van de Koninklijke Aardrijkskunde Vereniging (Z.A tak), drie lichamen werden gevonden en per contributie begraven, zeven lichamen die later gevonden zijn, werden op een zelfde manier begraven. Plaatselijke inwoners beweren dat op het gedeelte 199, van de afdeling Waterhouse, er zeventien zij aan zij begraven zijn , en hun laarzen zijn daar gezien toen het zand er werd los geblazen, maar anderen beweren, omdat sommige van deze laarzen elastische kanten hadden deze niet van Chinezen konden zijn.

Mijnheer Deland (aanhalend uit het dagboek van Mijnheer Ewens) in een brief aan de gemeente secretaris van Robe, op 13 September, 1959, schreef - "Juli 11, 1857 - Wrak van "Koning Willem de Swede (of Tweede)" verkocht bij Kapitein Giezen aan Jacob Chambers (uit Robe) voor 225 Ponden". Mijnheer Deland schrijvende over dit voorval, zei, dat Mijnheer Chambers het merendeel van het wrak (tuig) demonteerde, maar dat twee kanonnen van dit schip werden achtergelaten doordat ze geklemd tussen de rotsen zaten.*

  • Ik begrijp dit niet, omdat er geen rotsen zijn waar de Koning Willem II verging. Vergelijk dit eens met het verhaal "Old Days and Old Ways" dat ik je al eens eerder gestuurd heb. Er zijn rotsen bij het stadje zelf, maar 4 mijlen ten Noorden waar de KWII strandde is open water. Danny.

Enige tijd later werd er besloten deze kanonnen te bergen en ze naar Robe te brengen, waar ze geplaatst werden op "Flagstaff Hill" in Royal Circus. Later, na een grap en een geweldige ontploffing, werd het overblijvende kanon naar de boerderij van Mijnheer Lloyd gebracht. "Waar de groeven aan het dikke einde werden aangebracht in de vorm van spiralen, zodat de beenderen niet kon wegglijden als ze erop verbrijzeld werden voor kunstmest.". Deze groeven beschadigde de datum (Mei 13, 1817) enigszins maar het is nog steeds te zien op het dikke eind. Het kanon lag 27 jaar begraven bij de boerderij. In 1916, werd het opgegraven en naar Adelaide gestuurd bij Mijnheer Sneath tussen een lading oud ijzer.

Mijnheer Deland zag dit, redde het kanon van de smeltoven, nam het mee naar zijn tuin waar het lag als een aandenken aan de begin periode van de Provencie, totdat hij het aanbood aan de raad van de gemeente Robe, en het weer op de "Flagstaff Hill" geplaatst werd. Het hoofdfiguur (genoemd op bladzijde 267) werd meegenomen naar Belle Vue Villa, en ruste vele jaren tegen de afscheidingsomheining tussen dat landgoed en Dingley Dell. Edward en Robert haalden een draaibas van het wrak van de "Koning Willem II" dat zij bij het Frontier House plaatsten, en waarmede ze een Koninklijk Saluut van 21 schoten op elke verjaardag van de Koningin afvuurden.

Uittreksel van bladzijden 266 en 267

En, zo is het, dat mensen van verre en nabij tot Belle Vue Villa werden aangetrokken, het is een eeuw geleden gebouwd met een leien dak en hoge schoorstenen; met Cedar deuren van schepen, met diepe Cedar betimmering dat de zeeën bevaren heeft, en met hout van zeil schepen dat zeer beproefd en degelijk is - schepen die deel geworden zijn van de zee en de wind. Het was passend dat, uitziende naar het Westen, in het midden van het huis-weiland on der de heuvel van Dingley Dell, voor tientallen jaren het hoofdfiguur van de "Konig Willem II" ruste, het Nederlandse schip dat op 26 Juni, 1857 met 412 passagiers van Hong Kong arriveerde.

Hij was een statige oude man! In regen, hagel, zonneschijn, wind of storm, hij leunde trots tegen het houten hek. Starende in de richting van het westen waar:

"Grand it is on the Western Beach,

Where the wild white horses dance and leap -

And the breakers roar on the reef that reach

From the shelving shore to the headland steep."

"Statig is het op het het Wester Strand,
Waar de wilde witte paarden dansen en springen -
En de branding bulderd op de rif dat rijkt
Van de schelvenkust tot het steile voorgebergte".

Wat de herinneringen van dit hoofdfiguur afkomstig van de "King Willem the Second of the Netherlands" waren, kunnen wij niet beschrijven, maar hij verschafte veel vermaak en was de vriend van de Auteur en haar broer gedurende onze kinderjaren! En waarom ook niet? Hadden niet enkele voorvaders van onze moeders kant eeuwenlang hun eigen schepen van Bristol op en neer naar de Nederlandse kust gevaren?


Uittreksel van bladzijde 234

Peter McQueen bouwde het 2 verdieping hoge Caledonian Hotel bij Robe, tegenover de Davenport Straat, dat de grens vormt tussen de stad Robe en de aangrenzende dorpjes. Het werd in 1859 gebouwd en staat aan de Victoria Straat, de hoofdweg die Robe binnenloopt. Het staat in een ideale positie, men zou kunnen zeggen, dat het tegelijkertijd de zaken van Robe en de omliggende dorpjes opvangt. Het heeft een hellend dak en zeven prachtig bewerkte deuren van djatti hout, geborgen van het wrak van de Nederlandse Bark "Koning Wilhelm", vier zolderkamers en een kijkgat.

Eleven Tales of Robe by Kathleen Berminham.

Published by the Robe Institute Centenary Appeal Committee. Robe. South Australia. Copyright Kathleen Bermingham. 1968

Elf verhalen over Robe.

Uittreksels van deze verhalen.

In 1857, werden de overlevenden van de 800 - Ton "Koenig Willem de Swede (of Tweede) naar het vlakbij gelegen "Newton Arms" Hotel gebracht, dat een warm onderdak, goed eten, wijnen en sterke dranken van verschillende kwaliteit, -en-een zeldzame gastvrijheid verschafte aan een vreemde verzameling van reizigers. Deze bestonden uit gestrande zeelieden, Politie officieren en boeren families.

Drie schepen stranden op de kust - de "Phaeton" in Februari, de "Sultana" in April, en de "Konig Willem II" in Juni. Zij waren compleet vernield en, alhoewel het verlies van levens niet groot wordt geschat, kon men toch nog voor enige jaren geleden de grafheuveltjes zien van de Chinezen in verschillende plaatsen in de duinen rondom Robe. In gedeelte 199, afdeling Waterhouse waren er zeventien zij aan zij.

De Chinese invasie maakte de haven van Robe een drukke plaats. Gedurende de "Goldrush" (goud-stormloop), de Wet van de Staat Victoria, Nummer 39 van 1855, plaatste een landings belasting van 10 Ponden op alle Chinezen die in Victoria arriveerden, en beperkte het aantal passagiers dat op een schip vervoerd mocht worden tot 1 passagier per 10 ton van het schip's gewicht. Dit leidde tot de "China Schepen", zoals ze genoemd werden, en probeerden ze een andere weg te vinden om Victoria binnen te komen. Guichen Bay, vlak bij de grens, was het voor de hand liggende antwoord, en vandaar liepen ze dan over land naar de goudvelden. De inkomende stroom in de haven van Robe begon gedurende 1856. Gegevens van de Douane bevestigen dat 4300 Chinezen in 1856, en 10325 in 1857 arriveerden.

Om de voorgaande paragraaf nog wat uit te breiden heb ik hier wat gegevens van Nederlandse schepen die aan deze landverhuizing mee deel namen.

1.

9/2/1857

"Jan Hendrik" 640 Ton Kapitein Jong    Bemanning 20 Passagiers 319

2.

27/4/1857

"Almonde" 593 Ton Kapitein Surie

26

309

3.

28/4/1857

"Jacob Cats" 779 Ton Kapitein V.d.Wind

24

440

4.

23/5/1857

"Gen.DeStuers 798 Ton Kapitein Fokkens

26

529

5.

25/6/1857

"Koning W.II" 800 Ton. Kapitein Giezen

26

412

Vervolg verhalen reeks

Ecstacy and Agony of Guichen Bay
(Vreugde en Ellende van Guichen Baai)

By Wilf Sprengel 1986

Uittreksel.

Sommige inwoners van Robe schepten er altijd behagen in wanneer er nieuws was over een schip in nood. Dit gaf hun de gelegenheid om naar aangespoelde lading te zoeken en misschien iets van waarde te vinden. Hout was een schaars artikel en een gezocht iets. Vijftig jaar geleden stond er een koeien omheining naast het Savages Swamp (Wilden Moeras) op het golf terrein van Robe, deze was gemaakt van de houten spanten, en verscheidene deuren op de boven verdieping in het Caledonian Hotel zijn ook geborgen van de Bark "Koenig Wilhelm II".

De eerste gewaarwording voor de mensen in Robe dat er een schip in moeilijkheden verkeerde was het afschieten van een kanon door de bemanning. Dit maakte een einde aan een feestavond dat plaats vond in de Caladonian Hotel, en de plaatselijke bevolking lijnde de rotsen om te zien hoe de meedogenloze zee en wind forceerde haar het anker te slepen. Het kanon, dat het noodsein vuurde, sstaat nu nog op de Flagstaff Hill.

In het nummer van 17 Augustus, 1933 van het Zuid Australissche weekblad "The Chronicle" werd een volledig verslag van deze schipbreuk gedrukt, toen geraamtes ontdekt werden in zand heuvels (duinen) van Long Beach welke grenst aan de Guichen Bay.

"Real Life Stories of South Australia"
(Werkelijke Levensverhalen van Zuid Australië)

The Adelaide Chronicle, August, 1933

"Vergeten Zee Drama van Guichen Bay"
"Hoe een schip van de haven werd weggesleurd door een gedenkwaardige storm"

Dit is het verhaal uit de dagen toen de Chinezen in horden naar Zuid Australië kwamen op weg naar de goud velden van Victoria, dwalende naar de grens over het ruige land in zonderlinge optochten - het verhaal van het noodlot van een schip dat hen naar deze kusten bracht.

De doden opnieuw begraven

"Ongeveer 16 jaar geleden werden een aantal geraamten ontdekt in de duinen langs de Long Beach bij Robe. Dit was een grimmige herinnering aan een zee tragedie die 76 jaren geleden had plaats gevonden. In 1857 werden er honderden Chinezen aan land gezet in Guichen Bay, vanwaar zij naar de goudvelden van Victoria liepen. Op 25 Juni 1857 arriveerde de 800 ton metende Nederlandse Bark "Koenig Wilhelm II" in Guichen Bay met Chinese immigranten, die veilig werden afgezet. Als gevolg van stormachtig weer kon het schip gedurende verscheiden dagen de baai niet verlaten. In plaats van af te nemen, groeide de kracht van de wind tot er op 29 Juni een huilende Zuidwester storm stond en het schip haar ankers begon te slepen. Het schip bleef

afdrijven tot de windas werd uitgerukt de volgende morgen. De Kapitein (Giezen) gaf bevel om de zeilen te hijsen met de bedoeling om het schip recht op het strand te laten lopen. Het schip raakte de grond ongeveer vier mijlen ten oosten van Robe. Enorme golven sloegen over het gestrande schip en binnen enkele minuten begon ze op te breken..

Twee 12 jaar oude Nederlandse jongens, die in de leer waren, keerden zich tot Mijnheer Crossland (douane beambte) en, in gebroken Engels, informeerden of hij kon zwemmen. Toen ze een ontkennend antwoord kregen, glimlachten ze en schudden hun hoofden profetisch. Ze wezen naar beneden, klaarblijkelijk om het lot, dat hun enkele minuten later te wachten stand, aan te geven.

Intussen hadden de meeste inwoners zich naar het strand begeven. Het schip was zo dicht bij de kust gedreven, dat ze de angstkreten van de bemanning konden horen en iedere beweging konden zien. De mannen lieten een reddingsboot te water, waar ze inklauterden. Omdat de vanglijn brak bleef de kapitein op het schip achter. De reddingsboot liep vol water vanwege de enorme branding en de inzittenden kwamen in de golven terecht. Een aantal mannen op het strand vormden een ketting van handen en liepen het water in. Op deze manier werden 8 leden van de bemanning van de dood gered met groot risico voor de reddingsploeg. Alle drenkelingen waren gedeeltelijk wezenloos.

Men kon de Kapitein aan boord zien op en neer lopen op de enkele meters van het dek die nog boven water uitstaken en men kon zijn stem horen boven het huilen van de wind. De arme man wees naar twee kapotte boten die op het strand waren geworpen. Maar zelfs als deze zeewaardig zouden zijn geweest, waren ze onbruikbaar voor een reddings poging in de wilde zee. Er was geen reddingmaterial aanwezig. Het leek erop dat de kapitein om zou komen.

Uren gingen er voorbij. De zon ging onder in een vuurrode lucht, de duisternis viel in en nog steeds was de Kapitein aan boord van het gestrande schip. Er werden pogingen gedaan om een lijn naar het schip te krijgen, maar deze mislukten. Mijnheer John Ormerod loofde een beloning van 50 Pond Streling uit aan een bemanning, die de Kapitein zou redden. Een inboorling uit Encounter Bay bood aan om naar het wrak te zwemmen met een reddingslijn. Terwijl de voorbereidingen onderweg waren draaide de wind plotseling enigszins en een ton, met een lijn eraan bevestigd, dreef naar het strand. Met behulp van deze lijn werd de Kapitein aan land geholpen.

Van de 25 leden van de bemanning kwamen 16 om het leven. Kisten werden vervaardigd van het wrakhout en de verdronkenen werden in de buurt van de plaats, waar het wrak lag, begraven.

Vijf en zeventig jaar later werd deze rustplaats door de wind blootgelegd. De kisten waren al lang weggerot, maar de geraamtes waren in volmaakt geode staat. De plaatselijke Agent van Politie (Mijnheer Smart) heeft deze herinneringen aan de lang vergeten tragedie opnieuw begraven."

"AHB." Adelaide

South East Shipwrecks
From
Canoes to Steamers

By Geoffrey Aslin 1988
Millicent South Australia 5280

Uittreksel: Juni 30e, 1857, " Koenig Wilhelm II"

De Koning Wilhelm II was een Nederlandse Bark van 800 Ton onder het bevel van Kapitein H.R. Giezen. Zij leed schipbreuk bij Guichen Bay met het verlies van 16 levens. Wijlen Mejuffrouw Kathleen Birmingham schreef een brief aan een vriendin, Mevrouw Hay, en had het volgende te zeggen over de schipbreuk.

"Doordat er een plotselinge storm opstak van het zuid westen nadat ze 397 Chinese passagiers had afgezet, en terwijl ze maar op slechts 60 vadems ketting lag, gaf de Kapitein het bevel dat de zeilen gezet moesten worden. Op dezelfde tijd sneed de ketting door haar windas en verloor ze haar kabel.

Een boot werd uitgezet en de bemanning van 25 klauterde erin, maar, juist toen de Kapitein zijn plaats wilde innemen, brak de lijn. De reddingsboot werd overspoeld. De zeelui konden niet zwemmen. Een ketting van handen werd gemaakt vanaf het strand van de Long Beach en negen zeelieden werden gered, sommige van hen waren Nederlanders en Zweden.

Op Juli 11, 1857 werd het wrak verkocht door Kapitein H.R. Giezen voor 225 Engelse Ponden aan J. Chambers, uit Robe.

Het hoofdfiguur bevond zich voor vele jaren op het landgoed "Belle Vue" waar wij voorheen woonden en waar ik geboren ben in Robe. Ik kan het mij herinneren toen ik een klein meisje was, stond het tegen de omheining tussen de twee huizen. Edward en Robert Leake van Lake Leake bij Glencoe, verkregen een draaibas van het wrak."

Een kanon van de Koning Willem II staat op Flagstaff Hill in Royal Circus, Robe.

(Ook deze schrijver heeft verkeerde naam van het schip in zijn verhaal staan. Verder heeft hij Bermingham met een i geschreven. Wat ook interessant is dat in de brief melding wordt gemaakt dat de bemanning uit Nederlanders en Zweden bestond. Danny).

2

The Long Journey
By

Ellen Mary Cawthome

Uittreksel:

Niet alleen genoot Robe van de winst omdat het de eerste door gangs kamp voor de Chinezen was en daar $32.000 de ronde deed onder de plaatselijke inwoners, Robe ondervond ook de schipbreuken van drie China schepen in hun baai. De inwoners namen bedrijvig deel aan reddings en berging werkzaamheden.

Het Nederlandse schip "Koenig Willem" was erg ongelukkig toen de meesten van haar bemanning omkwam binnen het gezicht en gehoor van de inwoners van Robe, die machteloos waren tegen de woedende zee.

Bijna 400 Chinezen waren net afgezet van de "Koning Willem", en de bemanning stond op het punt om aan wal te gaan om van verlof te genieten, toen er een verschrikkelijke storm opstak en het schip naar de Long Beach dwong (forste?). Kapitein H.R. Giezen hees de zeilen en trachte het strand te bereiken, maar de "Koning Willem" liep vast in de zware branding, die over haar heen spoelde.

De bemanning ging in de reddingsboot die overspoeld werd onder de ogen van de Kapitein en 14 van de 25 inzittenden verdronken. Pogingen om de Kapitein te redden stonden op het punt om opgegeven te worden toen een verandering van de windkoers het mogenlijk maakte om een ton met een lijn eraan naar de kust te doen drijven. Reddings groepen waren succesvol om Kapitein Giezen in veiligheid te brengen. De lichamen van de 14 verdronken zeemannen werden in de zand heuvels (duinen) van Long Beach begraven.

Weer een schrijver die de feiten iets verdraaid heeft. Deze keer wordt het schip "Koning Willem" genoemd en er verdronken er maar 14, en deze zijn allemaal begraven! (Danny).

Robe a Portrait of the Past
By Robert Ingpen

Published by Rigby Adelaide 1975

Uittreksel pagina 23

Ongeveer 16.000 Chinezen lande in Robe tot en met 1857. In dat jaar 22 schepen arriveerden in 3 maanden, maar voordat het jaar eindigde werd deze handel gestopt.

Terwijl het duurde waren de Kapiteinen on der toezicht van enige wettelijke regelingen, het was vastgelegd dat een schip dat Chinese immigranten vervoerde, moest zeewaardig zijn en moest een dokter en tolk aan boord hebben.

BIJLAGE E

Uittreksel uit het boek: "To save the lives of Strangers"

(Famous Shipwrecks of South Australia)

door Peter Christopher

Uitgegeven door : P. Christopher, Norwood, South Australia,1989

KONING WILHELM II

De ontdekking van goud in Victoria had tot gevolg dat er grote groepen mensen zich naar de goudvelden van Bendigo en Ballarat haastten, in de hoop om snel hun fortuin te maken. Velen van de goudzoekers kwamen van buiten Australië met inbegrip van China.

Vervolg verhalen reeks

De regering van Victoria, in een poging om inkomsten te vermeer­deren of misschien om het aantal Chinese immigranten te beperken, had een belasting van 10 pond sterling ingesteld voor alle Chinezen die in Victoria binnen kwamen. Deze belasting was een beduidend bedrag, te vergelijken met de kosten van de overtocht van China naar Australië . In deze tijd, voordat het Gemenebest van Australische staten was gevormd, waren de afzonderlijke staten verantwoordelijk voor hun eigen immigratie politiek.

Om aan deze belasting te ontsnappen werden veel van deze Chinezen in Zuid Australië ontscheept, speciaal in Robe vanwaar ze naar de goudvelden liepen, dikwijls verkeerd ingelicht over de afstand. Tussen 1856 en 1858 landden er bijna 20,000 immigranten in Robe. Vele van de immigranten schepen waren amper zeewaardig en ze waren allemaal overvol.

De KONING WILHELM II, die op 25 Juni 1857 arriveerde in Robe met 397 passagiers en een bemanning van 26 koppen, was één van deze schepen. De pompen, die gedurende de hele reis moesten werken om het schip drijvende te houden, werden dikwijls bemand door de passagiers. De omstandigheden aan boord waren abominabel, ver­scheidene passagiers moesten een kooi delen en ze werden meer als vee dan als mensen behandeld *).

Op 30 Juni brak een storm los. De Koning Wilhelm II had haar passagiers ontscheept, maar lag nog voor anker in Guichen Bay. Het schip was niet voldoende zeewaardig om naar de open zee te gaan en was in gevaar te zinken, toen de storm in kracht toenam. Daarom besloot kapitein H.R. Geizen om het schip op het strand van Long Beach te laten lopen, 5 kilometer van Robe.

* Deze paragraaf is overgenomen van een anonieme correspondent van de Adelaide Reporter van Zaterdag 18 Juli 1857. Zijn bron is een niet bij name genoemde zeeman die "zeer bekwaam is en wel in staat om over zulke zaken te oordelen". Maar de aandacht moet gevestigd worden op het feit dat de Koning Willem II het derde schip was dat verloren ging in 1857. Robe wilde deze winstgevende handel niet graag verliezen, terwijl andere havens graag wilden bewijzen dat Robe volkomen onge­schikt was voor de taak. Vergelijk ook met de laatste zin van bijlage A. In dat verslag van de havenmeester van Robe wordt de zeewaardigheid van het schip niet in betwijfeld.

De kapitein was nog aan boord van het gestrande schip, toen de vanglijn van de reddingboot met 25 leden van de bemanning erin, brak, hem achterlatende.

Later bleek dat hij geluk had gehad, want de reddingboot liep vol water en alle inzittenden werden in de wilde zee geworpen. Slechts 9 overleefden het. De kapitein kwam uiteindelijk aan wal toen een lijn die hij bevestigd had aan een ton naar het strand dreef. Het schip brak in tweeën en werd een totaal wrak.

De stoffelijke overschotten van de 16 bemanningsleden werden in de duinen begraven in kisten vervaardigd van het wrakhout. Ze werden 76 jaar later herbegraven toen de originele graven waren blootgelegd door de aanhoudende verstuiving van het zand door de wind.

De KONING WILHELM II was een Nederlandse bark van ongeveer 800 ton, gebouwd in Kinderdijk in 1840. In enkele verslagen wordt de naam van het schip gespeld als KOENIG WILLEM II. Een kanon van het wrak is tentoongesteld in Robe.

De verhalen 5


Shipwrecks Sites in the South-East of South Australië 1838 - 1915

By Paul Clark, State Heritage Branch, Department of Environment & Planning Adelaide, South Australia

Australian Institute for Maritime Archaeology

Special Publication No.5 1990

Schipbreuk liggingen in het Zuid-Oosten van Zuid Australië 1838-1915


Door Paul Clark, Afdeling erfelijkheden der Staat,

Department van Milieu en Ontwerping, Adelaide Zuid Australië

Australisch Instituut voor Zee Oudheidkunde

Speciale Uitgave Nm.5 1990

Uittreksel hoofdstuk 4


Koning Willem II

Beschrijving en historie van het schip voordat ze verloren ging.

De Koning Willem II was een schip van 799 Ton met drie masten (met een diepgang van 18 voet geladen), en had twee dekken en was gebouwd van eikenhout in 1840 te Kinderdijk in de provincie Zuid Holland, Koninkrijk der Nederlanden. Het schip was gebout (met brons?) en onderging reparaties in 1847 en was voor het laatst beslagen (1852?). Het schip, eigenaar P.Varkenvisser en geregistreerd in de haven van Rotterdam was bezichtigd in Mei, 1853 en kreeg een kwalificatie le klas voor een periode van twee jaar en een vertrouwens waarde van 314 voor lange reizen of reizen verder dan Kaap Hoorn, en Kaap de Goede Hoop (Bureau Veritas 1853).

Historisch verslag van de ondergang.

Op 25 Juni 1857, de Koning Willem II (de kranten van die dagen noemde het een Bark) arriveerde in Robe, Guichen Bay van Hong Kong met 397 Chinese immigranten. Het schip had zijn passagiers veilig afgezet vlak nadat ze aankwam maar haar vertrek werd uitgesteld omdat het weer slecht was. De Kapitein van het schip, H.R. Giezen, had het schip zo goed als hij kon veilig gemaakt door de bovenste spriet masten neer te halen, enz, om de tegenstand van de wind te verminderen, maar het weer werd steeds slechter en bij 29 Juni waaide er een geweldige storm van het zuid-oosten. Het schip begon haar anker te sleuren en was een behoorlijke afstand van haar ankerplaats toen om 12 uur s'middags op de volgende dag, 30e Juni, de windas die het schip met de ankerketting verbond los gerukt werd. Kapitein Giesen hees de zeilen onmiddellijk met de bedoeling om het schip te doen stranden. De Koning Willem II liep ongeveer liep ongeveer drie mijlen ten oosten van Robe op de Long Beach vast, en binnen enkele minuten werd zij een totaal wrak door de hoge zeeen die over haar heen spoelden, zie (South Australian Register 8/7/1857 en South Australian Parliament Papers 1875 No.22).

Het wrak werd waargenomen vanaf het stadje Robe, en mannen die voor de Onnerod's werkten, de Militairen, en de Politie werden er onmiddellijk naar toe gezonden om zo goed mogelijk als ze konden te helpen. Evenwel, nog voordat ze op de plaats van bestemming kwamen was er al een boot uitgezet van het schip met de le Stuurman en de bemanning erin. De Kapitein, die als laatste op het schip was, werd op het getroffen schip achter gelaten doordat de kabel brak en de boot dreef weg, net

toen hij erin wilde klimmen; "De boot had maar een kort stukje gegaan, toen door gebrek aan riemen, ook zij kraakte, vol liep, en haar levende vracht vocht nu voor hun behoud in de branding, en van de 25 die het wrak verlaten hadden, maar negen, daarbij de Ie Stuurman, werden aan land gesleurd, en allemaal waren ze in een staat van gedeeltelijke bewusteloosheid". (South Australian Register 8/7/1857).


De Kapitein, die net het tragische verlies van zestien van zijn bemanning had gadegeslagen, kon men duidelijk zien lopen op enkele voeten dek ruimte dat van de achtersteven was overgebleven. Zijn bewegingen en gebaren alsmede zijn stem kon men horen maar niemand op het strand (bijna honderd mensen hadden zich verzameld) was in staat om te helpen. Een keer wees hij in de richting van enkele boten die een stukje noordwaarts op het strand lagen maar deze waren allemaal on zeewaardig. Gedurende vele uren werd de Kapitein in onzekerheid gehouden niet wetende of en wanneer het gedeelte van het schip waar hij op stond vernietigd zou worden. Toen de zon begon onder te gaan en de mensen uit het stadje naar huis begonnen te gaan, bood een inboorling van Encounter Bay zich braaf aan om vrijwillig naar het wrak te zwemmen met een touw. Toen, terwijl verschillende plannen in overweging waren, werd er een boodschap in Robe ontvangen dat de Kapitein in veiligheid was. Een kleine verandering van de wind liet toe dat hij een ton met een lijn eraan naar de kust kon laten drijven. Voor degenen op het strand was het toen mogelijk hem veilig door de branding te trekken. (South Australian Register 7/7/1857)


Gedurende de reis naar Robe van Hong Kong, lekte de Koning Willem II zeer veel, nam tussen de 12 tot 14 inches (30-35cm) water per uur op, en de Chinese passagiers moesten dag en nacht, non stop de pompen bewerken. Het werd ook gerapporteerd dat de uitrusting van het schip in zo'n "verrotte onbruikbare staat" was, dat zou een zeewaardigheid inspectie hebben plaats gevonden in welke Australische of andere haven ook, het schip onmiddellijk afgekeurd zou worden. (South Australian Register 15/7/1857). Vragen werden ook gesteld waarom grote schepen zoals de Koning Willem II niet van de Regering anker plaatsen gebruik maakten die twee jaar ter voren waren aangelegd, en die pass een keer gebruikt waren.


Waarschijnlijke ligging van het wrak.

De ondergang lokatie van de Koning Willem II, ongeveer drie mijlen (4.8km) ten oosten van Robe op de Long Beach is gebazeerd op een kranten verslag van 1857 (South Australian Register 8/7/1857). De ligging moet nog gevonden, onderzocht en geïdentificeerd worden en daarom moet het als voorlopig beschouwd worden.


Ligging belangrijk.

De Koning Willem II is van een historisch standpunt uit gezien een zeer belangrijk schip daar het een van de drie schepen is (Sultana 1849-1857 en Phaeton 1855-1857 waren de andere twee) dat schipbreuk leed bij Robe en welke Chinese immigranten vervoerden die naar de goud velden in Victoria gingen. Er is tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar de Chinezen in Australie gedurende deze periode en de restanten van de Koning Willem II, eenmaal gevonden, zou waardevolle inlichtingen kunnen toevoegen aan deze vraag. De ligging moet wettelijk beschermd worden, en eenmaal gevonden, onderzocht worden voor haar oudheidskundige waarde.

Scheepsbouw.

De Koning Willem II, gebouwd te Kinderdijk, Zuid Holland in 1840 is een voorbeeld van Nederlandse Scheepsbouw in het midden van de negentiende eeuw. Alhoewel er aanzienlijk veel historische informatie beschikbaar is aangaande Nederlandse scheepsbouw voor deze periode, er is nog niet veel exact werk verricht om een vergelijking te maken tussen de historische en oudheidkundige bewijzen. The Koning Willem II, eenmaal gevonden, kan waarschijnlijk aan de betreffende algemene kennis toevoegen, b.v. maatstaaf. het wrak vertegenwoordigd een bepaald zeeschip ontwerp of ontwikkeling.

Cultureel Materiaal.

De Koning Willem II vervoerde 397 Chinese immigranten bestemming goud velden van Victoria. Oude vondsten die betrekking hebben op deze historische periode zouden van ontzaggelijke waarde kunnen zijn vanuit een oudheidskundig en historisch oogpunt, b.v. maatstaaf "het wrak is waarschijnlijk een bron van oudheden die van historisch of cultureel belang zijn".

Advies voor toekomstig onderzoek en ligging beheering.

Totdat de Koning Willem II gevonden, onderzocht en geïdentificeerd is, is het moeilijk om enige exacte richtlijnen te adviseren betreffende haar beheering. Momenteel is de Koning Willem II niet beschermd onder de "Historische Scheepswrakken Wet van 1976".

Wettelijke Bescherming.

De mogelijkheid om een gebied wettelijk beschermd te verklaren moet gebruik van gemaakt worden zodat de ligging van het schip beveiligd kan worden.

Historisch Onderzoek.

Weinig is bekend van de geschiedenis van dit schip voordat ze verloren ging. Daarvoor verdere informaties zoals referenties betreffende scheep aankomsten en afvaarten, vorige eigenaars, Kapiteins enz. moeten vergaderd worden zodat de historie van het schip zo volledig mogelijk is.

Dagblad van Zuid-Holland en's Gravenhage van 24 september 1857

Van eene welwillende zijde hebben wij de volgende berigt ontvangen, gedagtekend Robe-Town (Guichen Bay), 2 July 1857.

Gedurende de laatste week is deze kust door zulk een hevigen storm bezocht geweest, als bij menschen heugnis nimmer heeft plaats gehad en gedurende onze vestiging alhier, nu 10 jaren geleden, mij zelven daaronder rekenende, dien het leed doet, U. weder met eene schipbreuk te moeten bekend maken, en die van zulk een vreesselijk verlies van menschenlevens en tevens totale vernietiging, binnen weinige uren, van het vaartuig vergezeld ging, als nimmer nog aan deze kusten heeft plaats gehad.


Ik zal trachten U voornaamste punten betrekkelijke deze ongelukkige stranding mee te deelen en wijl ik zelf ooggetuige ben geweest, kunt U. zich van de waarheid van mijn verhaal overtuigd houden.


Op den 23 Juny arriveerde het Hollandsche schip Koning Willem II à 800 tonnen, kapitein H.R. Giezen, van Hongkong met Chinesche landverhuizers, welke al na goede aankomst werden gelost, en was daarna, uithoofde het slechte weder verhinderd deszelfs reize te vervolgen, hetwelk den 29 tot een zoodanigen storm van het Zuid Westen overging, dat de kapitein zooveel mogelijk zijne ra's aan dek nam enz.: doch niettegenstaande zulks, dreef het schip van zijne ankers, hetgeen tot den middag van den 30sten voortduurde toen den kapitein zeil maakte om te trachten van lager wal te komen, aangezien de pompspil, door de hevigheid van de storm over de kop was gegaan.,


Het schip strandde evenwel nagenoeg 8 mijlen van Robe-Town en was in minder tijd, dan zulks hier beschreven kan worden, een totaal wrak; de zee sloeg hevig over hetzelve heen, en het vooruitzigt voor de zich aan boord bevindenden, was niet anders dan een wisse dood.


Zoodra te Robe-Town het schip werd gezien, gaven de heeren Ornerod aan alle de in hun dienst zijnde manschappen bevel zich naar de strandingsplaats te begeven, om zoveel mogelijk assisstentie te verleenen en grootendeels heeft men aan de pogingen dezer menschen de redding der behouden geblevenen te danken.

De militaire macht met luitenant Sanders aan boord was, evenals de politie, onder korporaal Warren ook spoedig tegenwoordig en men wedijverde inderdaad, zijne natuurgenooten van eenen gewissen dood te redden, doch noch voor de aankomst van het grootste gedeelte der genoemde personen, had het ongeluk reeds plaats gevonden.

Geen schrijfouten, zo werd er geschreven in 1857

Vervolg Dagblad

Kort na het stooten van het schip werd eene boot van het wrak te water gelaten, waarin de opperstuurman, met de rest der equipage zich begaf, behalve den kapitein, die door het breken van de vanglijn der boot, op het wrak bleef. De boot had slechts een korte distantie afgelegd, toen zij door gebrek aan riemen kantelde, volliep, hare levende lading in de golven liet spartelen, en van de 25 personen, die het schip verlieten, waren er slechts 9, waaronder de opperstuurman, die, meest bewusteloos den wal bereikten. Deze zijn allen met groot levensgevaar gered door hen, die ten einde waren toegesneld, waaronder voornamelijk behooren de H.H. Evans Flett en Macdonald, die door een klein getal personen ondersteund werden zonder welke hulp allen zouden zijn omgekomen.


Aller oogen waren nu op den kapitein gerigt, die zich nog steeds aan een gedeelte van het achterschip vastgeklemd hield, dat zoo nabij wal was gedreven, dat ieder teeken van hem opgemerkt en zijn hulpgeschrei boven het geloei van den storm kon worden gehoord door een 100-tal menschen, die, zonder hem eenige hulp te kunnen brengen aan strand stond.


De ongelukkige wees op de booten, welke op het strand lagen, doch alle waren door den storm onbruikbaar, inderdaad, indien zij ter zee bebouwing geschikt waren geweest, was het evenwel eene dwaasheid geweest daarmede de branding te trotseren.


Menig uur had de arme man reeds in deze verschrikkelijke positie verkeerd, zonder te weten of de plaats waar hij zich nog vastklemde, niet onder hem zou wegzinken hetgeen onvermijdelijk zijn dood geweest zou zijn. Alle pogingen tot communicatie van de wal tot het schip waren vruchteloos. De zon was

ondergegaan, de nacht brak aan en de verzamelde menigte ging met gebroken hart naar huis.

Gedurende den ganschen avond werden talrijke belooningen uitgeloofd tot redding van den kapitein. Mr. John Ormerod loofde £ 50,- uit aan het bootsvolk, indien zij mogten slagen.

Een kleurling bood voor een zekere som aan naar het wrak te zwemmen, waarop door de heer Evans overland een kleine boot werd aangevoerd om zoo noodig te gebruiken. Bezig zijnde deze plannen ten uitvoer te leggen, ontvangt men het berigt, dat de kapitein ten 10 ure behouden aan land was gekomen en ZEd dadelijk naar Robe-Town was vertrokken.

Het bleek dat de wind was veranderd en een vat aan land was gespoeld, waaraan de kapitein een lijn had bevestigd met welke de menigte had getracht hem door de branding te halen, en zulks was gelukt.

Tot nu toe is geene der lijken van de verdronken manschappen aangespoeld.

Z4? f4' FW

Heden den Tienden November Achttien honderd en vijftig hebben wij Joannes Antonius de Sonneville Wethouder Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente 's Gravenhage, ontvangen eene akte van overlijden houdende dat op den dertienden juni achttienhonderd zeven en vijftig bij het stranden van het Nederlandsche fregatschip Koning Willem de tweede te Guischenbaai (Zuidkust van Australië) verdronk en vermist werd: C. van den Toorn, jongen behoord hebbende tot de equipage van gemelden bodem, geboren en woonachtig te Scheveningen oud volgens monsterrol achttien jaren, waarvan wij den inhoud op dit register hebben overgeschreven en ondertekend.

w.g. de Sonneville


In de kantlijn is geschreven: de doorhaling van zeventien woorden goedgekeurd. w.g. de Sonneville

Geen schrijfouten, zo werd er geschreven in 1857

NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant 25 september 1857


Rotterdam, 24 september. In de Morning Herald komt de navolgende brief voor betreffende de schipbreuk (opm: zie JB 070957) van de KONING WILLEM II:
Robe (Guichen Bay) 2 juli 1857. Gedurende de laatste week is deze kust door zulk een hevige storm bezocht geweest, als bij mensengeheugen nimmer heeft plaats gehad. Er had daarbij een schipbreuk plaats, die met een vreselijk verlies van mensenlevens en tevens totale vernietiging binnen weinige uren van het vaartuig vergezeld ging. Ik zal trachten de voornaamste punten betrekkelijk deze ongelukkige stranding mede te delen, en wijl ik zelf ooggetuige ben geweest, kan men zich van de waarheid van mijn verhaal overtuigd houden. Op 25 juni arriveerde het Nederlandse schip KONING WILLEM II, groot 800 tonnen, kapt. H.R. giezen – bereids als scheepstijding gemeld – van Hongkong met Chinese landverhuizers, welke allen in goede welstand na aankomst, werden gelost, en was het schip daarna, uit hoofde van het slechte weder, verhinderd zijn reis te vervolgen, welk weder de 29e tot een zodanige storm van het Z.W. overging, dat de kapitein zoveel mogelijk zijn ra's aan dek nam enz. enz, doch desniettegenstaande dreef het schip van zijn ankers, dat tot de middag van de 30e voortduurde, toen de kapitein zeil maakte om te trachten van lager wal te komen, aangezien de pompspil (opm: spil voor de ankerketting) door de hevigheid van de storm over de kop was gegaan. Het schip strandde evenwel nagenoeg 3 mijlen van Robe Town en was in minder tijds, dan zulks hier beschreven kan worden, een totaal wrak; de zee sloeg er hevig over heen, en het vooruitzicht voor de zich aan boord bevindenden was niet anders dan een wisse dood. Zodra te Robe Town het wrak werd gezien, gaven de heren Onneroo aan alle de in hun dienst zijnde manschappen bevel zich naar de strandingsplaats te begeven, om zoveel mogelijk assistentie te verlenen, en grotendeels heeft men aan de pogingen van deze mensen de redding van de behouden geblevenen te danken. De militaire macht, met luitenant Sanders aan het hoofd, was, evenals de politie-onderkorporaal Warren, ook spoedig tegenwoordig, en men wedijverde inderdaad zijn natuurgenoten van een gewisse dood te redden, doch nog vóór de aankomst van het grootste gedeelte van de genoemde personen, had het ongeluk reeds plaats gevonden. Kort na het stoten van het schip werd namelijk een boot van het wrak te water gelaten, waarin de opperstuurman met de rest van de equipage zich begaf, behalve de kapitein, die door het breken van de vanglijn van de boot op het wrak bleef.

Geen schrijfouten, zo werd er geschreven in 1857

Vervolg NRC

De boot had slechts een korte afstand afgelegd, toen zij door gebrek aan riemen kantelde, volliep, en van de 25 personen, die het schip verlieten, waren er slechts 9, waaronder de opperstuurman, die meest bewusteloos, de wal bereikten. Deze zijn allen met groot levensgevaar gered door hen, die ten die einde waren toegesneld, waaronder voornamelijk behoren de heren Evans, Flett en MacDonald, welke door een klein getal personen ondersteund werden, zonder welke hulp allen zouden zijn omgekomen. Aller ogen waren nu op de kapitein gericht, die zich nog steeds aan een gedeelte van het achterschip vastgeklemd hield, dat zo nabij de wal was gedreven, dat ieder teken van hem opgemerkt en zijn hulpgeschrei boven het geloei van de storm kon worden gehoord door een honderdtal mensen, welke, zonder hem enige hulp te kunnen toebrengen, aan strand stonden. De ongelukkige wees op de boten, welke op het strand lagen, doch allen waren door de storm onbruikbaar; indien dezelve ter zeebebouwing geschikt waren geweest, ware het evenwel een dwaasheid geweest, daarmede de branding te trotseren. Menig uur had de arme man reeds in deze verschrikkelijke positie verkeerd, zonder te weten of de plaats waaraan hij zich nog vastklemde, niet onder hem zou wegzinken, dat onvermijdelijk zijn dood zou ten gevolge gehad hebben. Alle pogingen tot communicatie aan de wal tot het schip waren vruchteloos. De zon was ondergegaan, de nacht brak aan, en de verzamelde menigte ging met gebroken hart naar huis. Gedurende de ganse avond werden talrijke beloningen uitgeloofd tot redding van de kapitein. De heer John Ormeroo loofde GBP 50 uit aan het bootsvolk van de baai, indien zij mochten slagen. Een kleurling bood voor een zekere som aan, met een lijn naar het wrak te zwemmen, waarop door de heer Evans over land een kleine boot werd aangevoerd, om zo nodig te gebruiken. Bezig zijnde deze plannen ten uitvoer te leggen, ontving men het bericht, dat de kapitein ten 10 ure behouden aan land was gekomen, en dadelijk naar Robe Town was vertrokken. Het bleek, dat de wind was veranderd en een vat aan land was gespoeld, waaraan de kapitein een lijn had bevestigd, met welke de menigte had getracht hem door de branding te halen, en zulks was gelukt. Tot nog toe is geen van de lijken van de verdronken manschappen aangespoeld.

Geen schrijfouten, zo werd er geschreven in 1857